Het gebouw

Het in de middeleeuwen ontstane kerkgebouw bereikt in de 16de eeuw min of meer haar grootste omvang. Het betreft een kerk met een breed eenbeukig schip van drie travee-en lang die beëindigd is met een zadeldak. Tegen de oostelijke zijde werd een eenbeukige smallere koorruimte van twee travee-en met een driezijdige sluiting geplaatst die beëindigd is met een schilddak; dit schilddak sluit aan tegen de oostelijke topgevel van het schip. Tegen de westelijke zijde werd een toren geplaatst met een zadeldakbeëindiging, die nauwelijks boven de nok van het kerkdak uitstak. Alleen de derde geleding van de toren met de spits en de twee aanbouwen aan weerszijden van de koorruimte werden tijdens latere verbouwingen aangebracht. In de noordelijke aanbouw was de sacristie gehuisvest. Deze ruimte werd waarschijnlijk in de tweede helft van de 17de eeuw vergroot en bestemd tot grafkapel. De zuidelijke aanbouw werd waarschijnlijk gebouwd als grafkapel.

 

De belangrijkste as, de lengteas van het kerkgebouw was gericht naar de koorruimte aan de oostelijke zijde gericht, waar het hoofdaltaar stond dat omgeven werd door rituelen. Na de Reformatie werden de rituelen vervangen door het Woord dat vanaf de preekstoel onder de triomfboog werd verkondigd; de richting veranderde daardoor niet. Het betekende dat de koorruimte afgesloten bleef en het schip de belangrijkste kerkruimte werd. De uit ca. 1700 daterende preekstoel werd eerder waarschijnlijk tegen de afscheiding met het koor opgesteld. De functie van de koorruimte degradeerde van de belangrijkste ruimte in het kerkgebouw tot een bergruimte en was mogelijk een grafkapel. Hoewel niet aangetoond kan worden dat deze als grafkapel in gebruik is geweest net als de aanbouwen tegen deze koorruimte, wordt dit wel aangenomen.

Door een royale gift kon het eerste orgel in 1810 worden gemaakt en geplaatst.

 

De koorruimte werd voorzien van een verdiepingsvloer die dienst ging doen als orgelzolder. De ruimte eronder werd kerkenraadskamer. Door de locatie van het orgel in de koorruimte werd de preekstoel tegen de westelijke wand geplaatst.

Het jaar 1810 markeerde de omkering van het gebruik van de ruimte. Het is ook de periode dat naast de al aanwezige herenbanken de ruimte werd voorzien van banken voor de overige kerkgangers. Aan deze situatie veranderde tot aan de restauratie in de jaren 1955-1957 niets.

Na de restauratie werd de oude richting weer hersteld. Het orgel dat in 1887 was vervangen door het huidige exemplaar van de firma van Oeckelen uit Haren werd op een nieuw balkon in barokke vormen geplaatst tegen de westelijke wand, waarbij mogelijk vier zuilen van de oude orgelzolder werden hergebruikt. De preekstoel werd verplaatst naar de noordelijke pijler van de triomfboog. In het kerkschip werden nieuwe eikenhouten banken geplaatst in twee blokken met een middenpad tot aan het orgelbalkon. De herenbanken werden niet teruggeplaatst; van een van de banken werden de rugpanelen voorzien van gesneden familiewapens. Het betrof de families die de landgoederen rondom Olst bewoonden. Een aparte bank met drie rugpanelen was er van de burgerlijke gemeente Olst.

 

In de koorruimte werden historische elementen die niet direct gebruikt werden voor de eredienst museaal opgesteld, zoals grafzerken langs de randen van de koorvloer, de Avondmaalstafel en een zetel uit een koorgestoelte. In de loop van de tijd werd steeds minder gebruik gemaakt van de preekstoel en meer van de Avondmaalstafel, waardoor de historische situatie iets meer wordt benaderd.

 

Na de fusie met de plaatselijke gereformeerde kerkgemeente kwamen daar twee wandkruisen en een orgel bij; het orgel werd tegen de zuidelijk wand in de koorruimte geplaatst.